(dit is het derde verhaal uit mijn nieuwe serie 'Strandvondsten')
Hit
Die
liedtekst van Acda en De Munnik was naadloos op hen van toepassing. ,,Ik draag
een ring, maar heb jou nooit getrouwd.’’ O, hoe cliché. Ze kon zichzelf wel
voor haar hoofd slaan. Waarom moest ze ook zo nodig met Herman trouwen. Ze had
altijd wel geweten dat de liefde meer zou brengen dan comfort en gezelligheid.
Ze keek weer
naar de man tegenover haar. In zijn blauwe ogen glinsterden pretlichtjes. Had
hij door welk effect zijn verschijning op haar had? Gisteravond had hij onder
de tafel even haar hand gepakt, toen ze vertelde over haar moeder bij wie net
borstkanker was geconstateerd.
Herman had vorige week alleen zakelijk op die
mededeling gereageerd. Voor welke behandeling ma koos, en of ze zich zelf ook
ging laten controleren... Het kon immers erfelijk zijn. Ze was er van in de war
geraakt.
Dit
uitstapje met Hermans studievriend en diens vrouw hadden ze al tijden geleden
gepland. Eigenlijk stond haar hoofd er niet naar, maar ze had zich door Herman
laten overhalen. ,,Ik heb hem al zo lang niet meer gezien. Bovendien, het zal
je goed doen.’’
Ze zag hoe Herman
omstandig aan Eva uitlegde hoe zijn duikhorloge werkte. Interessantdoenerij,
mopperde ze inwendig.
Nee, dan die
studievriend. Wat jammer dat ze die nooit eerder had ontmoet. Hij bukte zich om het
balletje op te rapen dat in het zand was gevallen en sloeg dat plagerig iets te
zacht over het provisorische net. Met een halve duik probeerde ze het terug te slaan.
Ze voelde hoe
haar enkel dubbelklapte. Ze slaakte een kreet van pijn. Acda en De Munnik
waren meteen vergeten. Ze kon alleen nog denken ‘God straft onmiddellijk’ voor
het haar even zwart voor ogen werd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten